Record: een 10-meter brede 16-bits megacomputer met discrete onderdelen
Hebt u een beetje vrije tijd en een paar transistors over (laten we zeggen zo’n 42.000)? Overweeg dan eens om een megacomputer te bouwen, zoals James Newman dit de afgelopen paar jaar deed. James wilde alleen maar iets over transistors leren, maar het liep flink uit de hand...
Hebt u een beetje vrije tijd en een paar transistors over (laten we zeggen zo’n 42.000)? Overweeg dan eens om een megacomputer te bouwen, zoals James Newman dit de afgelopen paar jaar deed. James wilde alleen maar iets over transistors leren, maar het liep flink uit de hand...
Om een indruk te geven van de omvang van het project volgen hier een paar gegevens:
16-bits architectuur met 4 algemene registers;
1 programmateller;
1 processor-statusregister;
1 stackpointer;
256 bytes geheugen (27.000 transistors);
500W-voeding;
CPU met 15.300 transistors, waarvan 8.500 gebruikt als led-drivers;
Maximum klokfrequentie 20 kHz, gemiddeld 8 kHz;
272.300 met de hand gesoldeerde verbindingen;
50.500 weerstanden;
10.500 leds;
Gewicht: ongeveer 500 kg;
Kosten: ongeveer £ 40.000;
James is vrijgezel en woont in Cambridge.
Zien is geloven geldt hier op meer dan één manier. Volgens Newman zijn computers nogal ondoorzichtig. “Als je ernaar kijkt is het onmogelijk om te zien hoe ze werken. Wat ik wilde doen is naar binnen gaan en kijken wat er gebeurt. Het probleem is dat we onszelf niet klein genoeg kunnen maken om in een silicium-chip te kruipen. Maar we kunnen het wel andersom doen; we kunnen het ding zo groot bouwen dat we erin kunnen rondlopen. En dat niet alleen, we kunnen ook overal leds aanbrengen zodat we echt kunnen zien dat er data worden verplaatst en dat logische functies worden uitgevoerd. Dat zal er geweldig uitzien!” En inderdaad, na een instructie zoals MOVX ziet de activiteit op de adresbus er uit als een fantastische lichtshow!
James reageerde helaas niet op onze opmerking dat een floating point unit (FPU) zijn reusachtige machine aanzienlijk sneller zou maken en dat een eenvoudige Intel 387 gemakkelijk achter het één meter brede CPU-paneel zou kunnen worden verborgen, en slechts zo’n 10 watt extra zou verbruiken. En niemand zou het te weten komen (behalve de lezers van Elektor).
De megacomputer bleek wat veel plaats in James’ huis in te nemen en staat nu opgesteld in het Centre for Computing History in Cambridge.
Om een indruk te geven van de omvang van het project volgen hier een paar gegevens:
16-bits architectuur met 4 algemene registers;
1 programmateller;
1 processor-statusregister;
1 stackpointer;
256 bytes geheugen (27.000 transistors);
500W-voeding;
CPU met 15.300 transistors, waarvan 8.500 gebruikt als led-drivers;
Maximum klokfrequentie 20 kHz, gemiddeld 8 kHz;
272.300 met de hand gesoldeerde verbindingen;
50.500 weerstanden;
10.500 leds;
Gewicht: ongeveer 500 kg;
Kosten: ongeveer £ 40.000;
James is vrijgezel en woont in Cambridge.
Zien is geloven geldt hier op meer dan één manier. Volgens Newman zijn computers nogal ondoorzichtig. “Als je ernaar kijkt is het onmogelijk om te zien hoe ze werken. Wat ik wilde doen is naar binnen gaan en kijken wat er gebeurt. Het probleem is dat we onszelf niet klein genoeg kunnen maken om in een silicium-chip te kruipen. Maar we kunnen het wel andersom doen; we kunnen het ding zo groot bouwen dat we erin kunnen rondlopen. En dat niet alleen, we kunnen ook overal leds aanbrengen zodat we echt kunnen zien dat er data worden verplaatst en dat logische functies worden uitgevoerd. Dat zal er geweldig uitzien!” En inderdaad, na een instructie zoals MOVX ziet de activiteit op de adresbus er uit als een fantastische lichtshow!
James reageerde helaas niet op onze opmerking dat een floating point unit (FPU) zijn reusachtige machine aanzienlijk sneller zou maken en dat een eenvoudige Intel 387 gemakkelijk achter het één meter brede CPU-paneel zou kunnen worden verborgen, en slechts zo’n 10 watt extra zou verbruiken. En niemand zou het te weten komen (behalve de lezers van Elektor).
De megacomputer bleek wat veel plaats in James’ huis in te nemen en staat nu opgesteld in het Centre for Computing History in Cambridge.