Samen een stukje internet bouwen
Het internet heeft geen centrale autoriteit. Iedereen die wil, kan meepraten en meebeslissen over hoe het internet zich ontwikkeld. Ook is het mogelijk je eigen stukje internet aan te leggen.
Vorige week was ik op EuroDIG in Tallinn, Estland. De European Dialogue on Internet Governance wordt jaarlijks gehouden. Iedereen die interesse heeft, is er welkom om mee te praten over de ontwikkeling van het internet. Het internet heeft geen centrale bestuurlijke autoriteit maar wordt bestuurd middels het multistakeholder model. Dat wil zeggen dat iedereen die belanghebbende is kan meedenken en meebeslissen. Omdat eindgebruikers ook belanghebbenden zijn, is dat in Europa zo’n beetje iedereen. Er zijn verschillende platforms waar zulke discussies plaatsvinden, EuroDIG is zo’n platform op Europees niveau.
Op EuroDig kwamen veel issues ter sprake om bezorgd over te zijn zoals de erosie van privacy en tekortschietende cybersecurity. Maar er waren ook onderwerpen die positief stemden zoals community networks: gemeenschappen die hun eigen stukje internet aanleggen. Met internettoegang is het in Europa slechter gesteld dan je zou verwachten. Hoewel de meeste Europeanen wel internet hebben, is de kwaliteit lang niet overal goed. Nu steeds meer belangrijke diensten zoals e-health en e-governance via het internet verlopen, volstaat een druppelverbinding via dial-up of satelliet niet meer. In de EU heeft 71 procent van de huishoudens een snelle verbinding (tenminste 30Mb/s), maar op het platteland is dat slechts 28 procent.
Geulen graven
De voornaamste reden dat het platteland achter blijft, is dat er voor telecombedrijven geen levensvatbaar business model is om dunbevolkte gebieden van glasvezelkabel te voorzien. Het antwoord daarop is gemeenschapsnetwerken. Een voorbeeld daarvan is het Britse B4rn, een door de gemeenschap gedreven Internet Service Provider. De bewoners graven letterlijk hun eigen geulen om de glasvezelkabels in de grond te leggen. Daarvoor krijgen ze een 1Gb/s (!) verbinding voor £30 per maand.
In het multistakeholdermodel worden belanghebbenden meestal onderverdeeld in vier hoofdcategorieën: overheden, industrie, de technische community en de burgergemeenschap. Die vier groepen zijn het niet altijd met elkaar eens. Maar op EuroDIG waren ze allemaal enthousiast over gemeenschapsnetwerken en bereid samen te werken. De rol van de telecombedrijven is om de lokale netwerken aan te sluiten op de rest van het internet. De Europese Commissie (EC) stelt subsidies beschikbaar. Ook worden er Broadband Competence Offices opgezet in EU lidstaten die kunnen ondersteunen met advies en technische kennis. En ook de betrokken burgers zijn blij. Niet alleen omdat ze een snelle internetverbinding hebben maar ook omdat het project de gemeenschap dichter bij elkaar brengt.
Beeld: 'Cable Dawgs' van het 18th Communications Squadron leggen glasvezelkabels aan op het Japanse Kadena vliegveld. Gemaakt door: Airman 1st Class Keith James. Beschikbaar gesteld door: U.S. Air Force.
Op EuroDig kwamen veel issues ter sprake om bezorgd over te zijn zoals de erosie van privacy en tekortschietende cybersecurity. Maar er waren ook onderwerpen die positief stemden zoals community networks: gemeenschappen die hun eigen stukje internet aanleggen. Met internettoegang is het in Europa slechter gesteld dan je zou verwachten. Hoewel de meeste Europeanen wel internet hebben, is de kwaliteit lang niet overal goed. Nu steeds meer belangrijke diensten zoals e-health en e-governance via het internet verlopen, volstaat een druppelverbinding via dial-up of satelliet niet meer. In de EU heeft 71 procent van de huishoudens een snelle verbinding (tenminste 30Mb/s), maar op het platteland is dat slechts 28 procent.
Geulen graven
De voornaamste reden dat het platteland achter blijft, is dat er voor telecombedrijven geen levensvatbaar business model is om dunbevolkte gebieden van glasvezelkabel te voorzien. Het antwoord daarop is gemeenschapsnetwerken. Een voorbeeld daarvan is het Britse B4rn, een door de gemeenschap gedreven Internet Service Provider. De bewoners graven letterlijk hun eigen geulen om de glasvezelkabels in de grond te leggen. Daarvoor krijgen ze een 1Gb/s (!) verbinding voor £30 per maand.
In het multistakeholdermodel worden belanghebbenden meestal onderverdeeld in vier hoofdcategorieën: overheden, industrie, de technische community en de burgergemeenschap. Die vier groepen zijn het niet altijd met elkaar eens. Maar op EuroDIG waren ze allemaal enthousiast over gemeenschapsnetwerken en bereid samen te werken. De rol van de telecombedrijven is om de lokale netwerken aan te sluiten op de rest van het internet. De Europese Commissie (EC) stelt subsidies beschikbaar. Ook worden er Broadband Competence Offices opgezet in EU lidstaten die kunnen ondersteunen met advies en technische kennis. En ook de betrokken burgers zijn blij. Niet alleen omdat ze een snelle internetverbinding hebben maar ook omdat het project de gemeenschap dichter bij elkaar brengt.
Beeld: 'Cable Dawgs' van het 18th Communications Squadron leggen glasvezelkabels aan op het Japanse Kadena vliegveld. Gemaakt door: Airman 1st Class Keith James. Beschikbaar gesteld door: U.S. Air Force.