Artikel
Universal Serial Bus, deel 2
Deel 2. Drivers en data-overdracht
In het eerste deel van dit artikel werden de elektrische eigenschappen van de USB besproken. Deze keer gaat het over protocollen en software. Ook is in dit deel een praktisch programmeervoorbeeld opgenomen, speciaal bedoeld voor de USB-interface van vorige maand.Bij het aansluiten van een apparaat zal de hub aan een hoog gemaakte datalijn herkennen dat er een nieuw apparaat beschikbaar is gekomen. Als een nieuw USB-apparaat aangesloten wordt, kunnen de volgende stappen worden onderscheiden:-De hub informeert de PC dat een nieuw apparaat is aangesloten.-De PC vraagt de hub op welke poort het apparaat is aangesloten.-De PC weet vervolgens aan welke poort het apparaat aangesloten is. Het commando wordt gegeven deze poort in te schakelen en een bus-reset uit te voeren.-De hub genereert een reset-signaal met een lengte van 10 ms, terwijl D+ en D- laag gehouden worden. Na de reset is het apparaat bedrijfsklaar en zal op default-adres 0 antwoorden.-Voordat het USB-apparaat zijn eigen busadres krijgt, kan het via het default-adres aangesproken worden. De PC leest de eerste bytes van de device-descriptor om vast te stellen welke lengte de datapakketten van de default-pipe mogen hebben.-De PC wijst het apparaat een eigen bus-adres toe.-Op het nieuwe bus-adres leest de PC alle configuratiedata uit.-De PC wijst één van de mogelijke configuraties toe. Het apparaat mag nu zoveel stroom opnemen als in zijn configuratiedescriptor aangegeven is. Hiermee is het apparaat klaar om ingezet te worden.
Discussie (0 opmerking(en))