Hoe doet de Beep dat allemaal zonder een micro- controller? Heel eenvoudig: met twee oscillatoren en een frequentiedeler. De ene oscillator (IC3B, R4, C5) zorgt voor de lage pieptoon, de andere (IC3C, R5, C6) voor de hoge pieptoon. De fre- quenties worden bepaald door de waarden van R4/C5 (laag) en R5/C6 (hoog). Omdat het te onderzoeken signaal niet tegelijk hoog en laag kan zijn, is er nooit meer dan één oscillator actief. Daarom kunnen de uitgangen van de oscillato- ren parallel op de zoemer worden aangesloten. Welke oscillator gekozen wordt, hangt af van het te onderzoeken signaal op pen 1 van JP2. Als dit een laag niveau heeft, wordt ook de Enable-pen (8) van IC3C laag en dus wordt de uitgang van IC3C hoog (dat is de functie van een NAND-poort, of hij nou Schmitt-trigger-ingangen heeft of niet). De oscillator wordt dan geblokkeerd. Ook de uitgang van IC3A zal in deze situatie hoog zijn. Zijn ingangspen 2 zal niet precies 0 V zijn, maar wel laag genoeg om te beslissen dat de uitgang hoog moet zijn. In tegen- stelling tot IC3C ziet IC3B dus een hoog niveau op zijn Enable-pen (5), dus deze oscillator kan wel werken. We horen dan een lage toon.
Als het te onderzoeken signaal een hoog niveau heeft, gebeurt het omgekeerde. Nu zijn beide ingangen van IC3A hoog, zodat de uitgang laag wordt en de laagfrequente oscillator IC3B wordt geblokkeerd. Maar de Enable-pen (8) van IC3C is nu juist hoog en dus kan de oscillator zijn hoge toon produceren.

Als de Beep wordt verbonden met een open ingang, een hoogohmige uitgang of een open- collector-uitgang zonder pullup-weerstand, dan heeft het te onderzoeken signaal niet genoeg energie om de (dankzij de hoge waarden van R1, R2 en R3) hoogohmige ingang van de Beep naar een goed gedefinieerd hoog of laag niveau te trekken. Vanwege de spanningsniveaus die de spanningsdeler R1/R2/R3 opwekt, zullen beide ingangen van IC3A hoog zijn en zal de Enable- pen van IC3C laag zijn. Nu zijn beide oscillatoren geblokkeerd en de Beep blijft stil.

Als het te onderzoeken signaal geen constant niveau heeft, maar afwisselend hoog en laag is, worden de oscillatoren om beurten geactiveerd, wat een tweetonig geluid oplevert. Als de frequen- tie van het te onderzoeken signaal toeneemt, gaat het tweetonige geluid steeds sneller veranderen, totdat de oscillatoren het niet meer kunnen bij- houden en geen geluid meer produceren. Dan is het de beurt aan frequentiedeler IC1. Die deelt het ingangssignaal door 256, 1024 of 2048, zodat frequenties tot maximaal 4 MHz te horen zijn (als uw gehoor nog tot 20 kHz werkt tenminste...). De deelfactor is in te stellen met schakelaar SW1.

De oscillator-uitgangen zijn niet krachtig genoeg om de buzzer rechtstreeks aan te sturen. Daarom zijn ze verbonden met een uitgangstrap die bestaat uit twee parallel geschakelde buffers die samen voldoende stroom leveren voor de buz- zer. Ook de frequentiedeler heeft zo’n uitgangs- trap om er zeker van te zijn dat het geluid altijd even hard klinkt.