Wanneer er op moeilijk bereikbare plaatsen een temperatuurmeting moet worden uitgevoerd, houdt dat per definitie in dat de sensor via een kabel met het desbetreffende meetinstrument moet worden verbonden. Het is dan uiterst praktisch als voor die verbinding zo weinig mogelijk draden nodig zijn. Meestal zijn dat er drie, voor respectievelijk uitgangssignaal, massa en voedingsspanning. Wil men terug naar een tweedraads verbinding, dan houdt dat in dat voedingsspanning en uitgangssignaal gecombineerd moeten worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de tweedraads-typen LM334 en LM335, maar deze sensors leveren een uitgangsspanning die evenredig is met de absolute temperatuur, hetgeen niet altijd even handig is.
Discussie (0 opmerking(en))