Artikel
Experimenteren met de PC, deel 3
Elektronica-experimenten aan de seriële poort
In het derde deel van deze serie worden de uitgangen van het RS232-interface aan een nader onderzoek onderworpen. Als men met de uitgangslijnen van de seriële poort iets aan wil sturen, moet men weten wat van de uitgangen van de interface verwacht mag worden (en wat niet). Zoals gebruikelijk wordt deze kennis aangevuld met een paar interessante en nuttige experimenten.In deel 1 van de cursus zagen we dat op de uitgangen van de RS232-poort een spanning van +10 V of -10 V stond. Ook kon zonder risico een LED worden aangesloten omdat de stroom begrensd was. Maar hoe gedragen deze uitgangen zich nu precies? Op deze vraag zullen we een antwoord proberen te vinden.De fabrikanten van PC-hardware houden zich tamelijk goed aan de RS232-norm, waarin is vastgelegd met welke niveaus de data-overdracht plaats vindt. Oorspronkelijk was vastgelegd dat de uitgangsspanningen -15 V moesten bedragen. Op de ingangen moesten minstens spanningen van -3 V staan. Spanningen onder -3 V golden als een logische één, spanningen boven +3 V als een logische nul. Omdat de uitgangen -15 V moesten leveren en voor de ingangen slechts -3 V nodig was, was ook bij lange leidingen een betrouwbare data-overdracht gewaarborgd. In vergelijking met bijvoorbeeld TTL-niveaus van 0 V/5 V is de kans op storing veel kleiner.
Discussie (0 opmerking(en))