Wie het kleine niet eert – aflevering 34 – Phaser (2)
op
Phaser (2)
idee: Elex-team
Vorige week hebben we kennis gemaakt met het allpass-filter – een merkwaardige schakeling die een ingangssignaal niet flitert maar veeleer vertraagt. Dit filter vormt het hart van onze phaser.
Belangrijk voor het uiteindelijke phasing-effect is het aantal van deze filters dat het signaal moet doorlopen: hoe meer filters, des te sterker het effect. Natuurlijk kunnen we niet willekeurig veel filters in serie schakelen, maar met zes stuks hebben we goede resultaten bereikt. Hieronder ziet u het complete schema.
Rond opamp A1 is een ingangstrap opgebouwd die voor de nodige impedantie-aanpassing zorgt. A9 en A10 vormen samen een trage driehoekoscillator. Afhankelijk van de stand van P1 ligt de frequentie tussen bijna 0 Hz en ongeveer 2 Hz.
Rond A2, A4, A3, A6, A5 en A8 zijn de allpass-filters opgebouwd; A2/A4 zijn voornamelijk voor de lage tonen verantwoordelijk, A3/A6 voor de middentonen en A5/A8 voor de hoge frequenties (de theoretische werkpunten liggen bij 500 Hz, 3 kHz en 10 kHz).
Het phasing-effect ontstaat door het vertraagde signaal ‘heen en weer’ te schuiven en dan met het originele signaal te mengen. Voor dat mengen (of sommeren) is A7 verantwoordelijk; met P2 kan het uitgangsniveau tussen 0 en 100% worden ingesteld.
De transistor aan de uitgang van A10 stuurt LED’s D1...D6 aan, en die op hun beurt belichten de lichtgevoelige weerstanden (LDR’s) R23...R28. Het effect moge duidelijk zijn: naarmate de LED’s meer of minder helder oplichten (in het tempo van de driehoek op de uitgang van A10) verandert bij elk allpass-filter de waarde van de frequentiebepalende weerstand (omdat daar telkens een LDR parallel aan staat). Het gevolg: het signaal dat door de vertragngssectie loopt, wordt in zijn geheel in het ritme van de oscillatorfrequentie als het ware heen en weer geschoven.
Uiteindelijk verschijnt op de uitgang van A7 de ‘geïnverteerde’ som van het oorspronkelike signaal en het bewerkte signaal. Omdat die som voortdurend verandert, zal de amplitude van het uitgangssignaal bij bepaalde frequenties laag zijn en bij andere hoog. Zo ontstaat de ‘kamvormige’ karakteristiek die we in de eerste aflevering hebben gezien.
In de volgende en laatste aflevering gaan we nog op enkele details en op de constructie in. Een grotere versie van het schema kunt u hieronder downloaden.
Discussie (0 opmerking(en))