Kamerbreed mono

idee: Elektor Labs


Voordat digitale signaalverwerking zijn intrede op het podium deed, moesten musici gebruik maken van ingenieuze elektromechanische contrapties om bepaalde geluidseffecten te creëren... Neem bijvoorbeeld het Hammond-orgel, de elektromechanische voorloper van de synthesizer (toegegeven, dat is een beetje kort door de bocht), een instrument waar musici als Walter Wanderley verrukkelijke klanken aan konden ontlokken. Met één nadeel echter: in principe was zo’n orgel mono, waardoor de klank op een podium voor het publiek ‘iel’ kon overkomen.

Gelukkig was daar Donald Leslie, die een bijzonder slimme oplossing voor dit probleem ontwikkelde. Hij bedacht dat een roterende luidspreker het mono-geluid kon ‘rondslingeren’, waardoor een veel breder klankbeeld ontstaat. Nu is een roterende luidspreker in elektrisch opzicht moeilijk te realiseren, zodat de Leslie-speaker uiteindelijk de vorm kreeg van een horizontaal gemonteerde luidspreker met daarboven een draaiende cilinder met een klankgat – min of meer zoals geschetst in figuur 1.
 

Figuur 1.

Hier trakteren we u op een (heel erg simpel) elektronisch equivalent, dat de kwaliteit van een originele (en peperdure) Leslie-speaker weliswaar niet kan evenaren, maar dat toch interessant genoeg is voor eigen experimenten. Figuur 2 toont het schema (u kunt hieronder een groter .exemplaar downloaden).

 

Figuur 2.

Links zien we een discreet opgebouwde astabiele multivibrator waarvan de frequentie met P1 tussen ongeveer 1 Hz en 8 Hz kan worden ingesteld. Let op: P1 is een lineaire stereo-potmeter; de bedrading is in figuur 2 in het midden aangegeven. De beide gloeilampjes dienen in de eerste plaats om de weerstand van de LDR’s R3 en R4 te variëren, en fungeren in de tweede plaats meteen als collectorweerstanden voor de beide transistoren.
 

Komen we bij het rechter schema van figuur 2. Een monosignaal (geen stereosignaal!) komt binnen op C3 en wordt door P2 (die meteen als een soort balansregelaar dienst doet) gesplitst in twee takken die naar de L- en R-ingangen van een stereoversterker gaan. Door de lichtgevoelige weerstanden wordt een deel van het monosignaal voor elk kanaal naar massa afgevoerd; hoeveel is natuurlijk afhankelijk van de weerstandswaarde van de LDR, en die hangt weer af van de hoeveelheid licht die er op valt. En die hoeveelheid licht varieert periodiek dankzij de astabiele multivibrator.

Het zal nu ook duidelijk zijn waarom we gloeilampjes gebruiken en geen LED’s: een gloeilampje heeft een zekere traagheid waardoor de weerstandsverandering (en dus de wisseling van het signaal van links naar rechts en terug) wat vloeiender verloopt.
 

De bouw van onze pseudo-Leslie is niet kritisch; alleen moeten de lampjes dicht bij de bijbehorende LDR’s worden gemonteerd, en wel zo dat ze elkaar niet kunnen beïnvloeden en omgevingslicht geen roet in het eten kan gooien – in lichtdichte kokertjes of zoiets.